Proza: een man

Een man. Hij versterkte zijn grip op het handvat van zijn koffertje en ademde diep in. Hij had een missie. In de binnenzak van zijn jas zat een verkreukeld papiertje waar een naam en een adres op stond. Hij was eerder in die straat geweest, maar toen voor iemand anders.
Voordat hij een bezoek bracht aan de mensen – zijn ‘cliënten’, zoals hij ze noemde – zorgde hij ervoor dat hij er perfect uitzag. Hij wilde niet overkomen als iemand die zijn zaakjes niet op orde had. Daarom had hij zijn schoenen zo opgepoetst dat ze het zonlicht reflecteerden en zijn pak netjes laten stomen. Zijn zwarte haren waren met gel naar achteren gekamd. Het was een stijl die niet iedereen stond, maar dat was ook niet de bedoeling. Hij moest er herkenbaar uitzien en tegelijkertijd op kunnen gaan in de menigte. Zo deed hij dit al jaren, langer dan hij het zich kon herinneren.

Zijn herinnering strekte verder uit dan een mensenleven.

De vorige keer dat hij hier was, was slechts een paar maanden geleden. Het was op een dinsdag en ook al was dat geen nuttige informatie, de man kon niets anders dan dat soort details onthouden. Hij deelde zijn cliënten niet op in oud of jong, man of vrouw, hij keek niet naar huidskleur of geloofsovertuiging, seksuele oriëntatie of de manier waarop ze op zijn komst reageerden, nee, hij deelde ze in op de manier waarop het in de Bijbel stond: in de dagen van de week.
Zondag was geen rustdag. Er was nooit een rustdag, maar om een of andere reden vond de man dat niet erg. Hij genoot van zijn werk – of ‘taak’, zoals hij erover sprak – zoals hij genoot van een groot glas rode wijn, geserveerd bij lamsbouten en gebakken aardappelen. Er speelde een zekere passie mee bij het uitvoeren van zijn taak. Soms dacht de man erover als zijn roeping. Hij kon zich niet voorstellen dat hij iets anders zou doen en iemand anders kon dit met geen mogelijkheid doen. Deze taak was uniek.

De voortuin van zijn nieuwste cliënt was weelderig overgroeid met allerlei planten en bloemen. Het pad dat naar de voordeur leidde was bijna niet te zien. De man probeerde naar binnen te kijken bij zijn cliënt, maar hij kon geen bewegingen zien in de woonkamer. Zijn ademhaling versnelde in verwachtingsvolle spanning.
De deurbel werkte niet, althans, daar leek het op, dus klopte de man voor de zekerheid aan. Het duurde even voordat er beweging merkbaar was. Uiteindelijk klikte het slot open. Een oude vrouw opende de deur, langzaam, alsof het hout van de deur anders uiteen zou vallen. Ze deed een hand boven haar ogen en keek op naar de man voor haar.
“Hallo” zei ze. “Kan ik iets voor u doen?”
De man voor haar knikte.
“Goedemiddag mevrouw. Het is uw tijd.”
“Pardon? Wie bent u?”
De man zag dat ze het al wist, maar hij zei het toch.
“Ik ben de Dood.”

22 gedachtes over “Proza: een man

  1. Argh, ik had de subtiele opbouw niet door — daardoor extra gaaf einde — vooral omdat het me in eerste instantie eigenlijk een hele burgerlijke man leek. (“Zijn zwarte haren waren met gel naar achteren gekamd.”; Een buitenlandse studiegenoot van me vond dat iets typisch Nederlands, omdat heel veel mannen er zo uitzien. Van die vastgeplakte haren dus.)

Geef een reactie op Jaap Reactie annuleren