Oh god, oh god, oh god

Ik heb een absolute hekel aan de kapper. Praatjes over mijn studie (ik denk eraan om “nee, ik weet niet wat ik met mijn studie wil gaan doen” kaartjes te maken. Geïnteresseerden?), het is altijd net iets te kort en uiteindelijk kom ik thuis met mijn haar zo geföhnd dat ik op een poedel lijk. Daarnaast is het vaak zo dat alleen mijn pony te lang is, terwijl de rest er nog mee door kan. En daarom besloot ik gisteren om mijn eigen pony te knippen.

Daar stond ik dan, met de schaar in mijn handen, een miniatuurkammetje en de moed was in het doucheputje verdwenen. Terwijl ik de eerste pluk haar pakte, was er nog iets in me dat protesteerde. Toen ik de schaar erin zette, had ik maar één gedachte: “Oh god, oh god, oh god, oh god…” En toen knipte ik de eerste pluk af.

Je eigen haar knippen is doodeng, maar ook best geweldig. Ik hoef met niemand te praten en daarnaast beslis ik zelf wat ik wil doen. Meestal komt het er toch op neer dat ik niet tegen de kapper durf te zeggen dat ze mijn hele haar verpest, omdat ik haar niet wil kwetsen. Zo lief ben ik. Dus toen ik eenmaal aan het knippen was, maakte het me minder uit hoe het resultaat eruit zag. Ik vond het stiekem heel erg leuk.

Hier zijn een aantal dingen die ik heb geleerd: 1) Een lijn aanhouden is moeilijker dan ik had gedacht, 2) Houd je hoofd boven de gootsteen en 3) Nee, je weet niet wat je doet en je moet er maar in meegaan. En die laatste is toch even onverwacht levensadvies.

Uiteindelijk ziet het er prima uit en ben ik best tevreden over mijn eigen knipkunst. Op het ene moment na waarop ik me bedacht dat ik mijn hele haar kort kon knippen, is er niks bizars gebeurd en nu hoef ik voorlopig niet naar de kapper. Het enige wat ik hoop is dat ze me niet vragen welke Parkinsonpatiënt mijn pony had bijgeknipt, want dat zou een beetje gênant zijn.