Patat schoot op me/Eerste herinneringen

Ik heb ooit gehoord dat je oudste herinnering meestal een negatieve is. Ik ben er nog niet helemaal over uit of de mijne negatief of positief is, maar elke keer zijn mensen wel erg verbaasd over hoe oud de herinnering precies is.
Ik zat dus in de baarmoeder…
Nee. Niet zo oud. In mijn eerste herinnering was ik bijna twee jaar, of misschien iets ouder. Mijn vader kwam er ook in voor, en een onbekende vrouw die ik nu even Patat noem (omdat het leuker is dan een typische naam).

Patat werkt(e) in een drogisterij. Mijn vader nam me daar naartoe om gaatjes in mijn oren te laten schieten. Ik weet niet waarom dat zo jong moest, maar wat ik nog heel, heel goed weet, was dat Patat een pistool op me richtte.
Het was zo’n ding dat ze gebruik(t)en om gaatjes in je oren te maken, maar peuter-ik was er van overtuigd dat het een pistool was. En dat is een mooi bruggetje naar het moment dat ik keihard stond te huilen.

Patat maakte de gaatjes in mijn oren en hoewel ik de pijn niet meer herinner, zie ik heel goed voor me hoe ze me dropjes gaf om me te troosten. Mijn vader kocht een mooie strik voor me, een paarse met een vlinder erop, die ik nu nog steeds heb.

De reden dat ik dit vertel is omdat ik dol ben op eerste herinneringen en zeker op de mijne. Vreemd genoeg geeft het me een warm gevoel als ik eraan denk. Het voelt veilig en vertrouwd, een eerste herinnering, het allereerste wat ik weet van mijn bestaan. Ik heb geen idee waarom mijn brein dit moment heeft gekozen om op te slaan in mijn langetermijngeheugen, maar ik ben er blij om.

Ik weet niet meer hoe Patat eruit zag, maar nog wel precies hoe de drogisterij ingericht was. Het geheugen is selectief. Als ik nu nog maar kon verklaren waarom ik songteksten van Justin Bieber wel onthoud, maar niet de tentamenstof…

Ik ben blij dat ik mij ben

(Ik lig goed op schema met NaNoWriMo, ook al begon ik met schrijven zonder een voorbedacht plan. Alle letters zijn wit, dus mijn pagina’s zien er helemaal wit uit met een paar rode lijntjes onder namen die Word niet herkent.)

In een afgelegen afdeling van mijn brein liggen de dingen die ik niet vertel. Ik hoor wel vaker van mensen dat er “meer in me zit”, dat ik soms stil ben. Ik ben niet verlegen. Er zijn gewoon dingen die ik niet zeg, niet omdat ik bang ben om ze te vertellen, maar omdat ze zoveel meer van mij zijn als niemand anders ervan weet.

Ik verwerk deze dingen wel eens in verhalen of in de blogs die ik schrijf, maar nog altijd op een manier dat het van mij blijft. Of soms ben ik klaar met een bepaalde herinnering of een bepaald gevoel en dan mag het de wereld in, waarna ik er meestal achter kom dat er nog veel meer mensen zijn met precies dat gevoel.

Af en toe springt er een herinnering op die ik al heel lang niet meer heb bekeken, maar het mooie aan herinneringen is dat je ze keer op keer kunt afspelen en het kunt terughalen alsof het voor je ogen gebeurt. Het leuke is dat veel van de momenten die ik afspeel, vaak maar een of twee seconden zijn. Geluk zit in de hele kleine dingen, om maar een cliché te gebruiken.

En als ik die momenten dan bekijk, ben ik zo blij dat ik mij ben, met dat hele archief aan mooie dingen in mijn hoofd. Natuurlijk zijn niet alle beelden die ik afspeel prachtig, maar alles wat ik heb ervaren draagt bij aan de film van mijn leven, de film die uitlegt wie ik ben. Door herinneringen keer op keer te bezoeken, leer ik meer van mezelf.

Het is veel te laat voor diepe gedachten.

Ik ben heel slecht in titels verzinnen dus hier moet je het maar mee doen

Drie uur ’s nachts. We zitten op een bankje van een restaurant dat allang gesloten is. Ik probeerde bij te houden hoeveel dronken studenten er langs ons hebben gelopen, maar ik ben de tel kwijtgeraakt. We praten; over de cocktails die we hebben gedronken – de piña colada is unaniem verkozen tot favoriet – en de mensen die we hebben gezien in de discotheek waar we net vandaan kwamen. Er hangt een vreemd soort rust over de stad, die ondergedompeld is in lantaarnlicht. Het is een rust met een belofte. Alles kan gebeuren.

We praten verder, maar niet over dingen die je zou verwachten. We hebben het over onze levens en wat we ermee willen (we weten het niet), met wie we onze levens willen doorbrengen (we weten het niet) en hoe we het willen leven (we weten het gewoon echt niet). Hoe dieper de nacht wordt, des te dieper wordt ons gesprek. Een meisje vraagt ons waar ze als niet-student uit kan gaan. Donderdag is een slechte dag om geen student te zijn, zeker in Utrecht. We wijzen haar de weg, ook al weten we het zelf eigenlijk ook niet precies.

Wanneer ik in bed lig, suist de avond nog na. Ik probeer alles te onthouden, voor wanneer ik oud ben, vertel ik mezelf. Ik weet, ooit zal ik terugdenken aan deze tijd en dan zal ik weten hoe ongewoon en speciaal dit leven is, hoe bevoorrecht ik ben om het zo te mogen leiden, hoe veilig ik ben en wat een prachtige momenten er in razendsnel tempo voorbij flitsen. Voor ik het weet, is dit allemaal over, dat weet ik. Maar ik ben het gezicht van het meisje dat geen student was al vergeten, en alle dronken studenten zijn schimmen en ik weet al niet meer welke muziek er gedraaid werd of hoe de piña colada precies smaakte. Is dat belangrijk?

En dan schrijf ik deze woorden en zie ik het meisje precies voor me. Dit is niet hoe ze er echt uitzag. Maakt dat uit? Ik weet nog precies hoe ik me voelde, daar, op dat bankje, terwijl mijn armen steeds kouder werden en de pieptoon in mijn oren steeds zachter. Compleet vrij en gelukkig. Dat maakt uit. Dat is de herinnering.