Door mijn nieuwe, wetenschappelijk geteste slaap-waakritme van laat slapen, laat waken (de wetenschappelijke testen waren overigens niet zo positief), heeft mijn brein de nieuwe gewoonte opgepakt om ’s avonds laat dingen te gaan overdenken. Niet over dingen die echt belangrijk zijn, zoals mijn favoriete theesmaak en wat ik de volgende dag voor ontbijt zal nemen, maar onderwerpen die werkelijk nergens op slaan.
Bijvoorbeeld: wat als stotterende mensen gewoon een storing in de Matrix zijn? Of: waarom dragen we niet allemaal gewoon pyjama’s in het dagelijks leven? Of: is er een plek waar mensen heen kunnen gaan om gewoon even een hond of kat te knuffelen?
Je snapt het. ’s Avonds laat valt er een barrière weg die mijn hersenen de hele dag omhoog hebben gehouden om te voorkomen dat ik gekmakende gedachten heb. Misschien komt het doordat ik moe ben, misschien omdat het onmogelijk is om de gekte zo lang binnen te houden. In ieder geval is het een feit dat ik vaak midden in de nacht naar het plafond lig te staren en me afvraag hoeveel mieren er precies zijn.
Je zou zeggen dat de oplossing is om vroeger naar bed te gaan, maar niets is minder waar, trouwe lezer. Dat zorgt er alleen voor dat ik langer de tijd heb voordat ik in slaap val. De enige manier om er mee om te gaan, dus, is om het te delen met mensen en te hopen dat ik niet wordt opgesloten in een kliniek.