Onderweg.
Het landschap rekt uit tot een soort impressionistisch panorama en de zon schijnt terwijl de radiostemmen het volgende segment aankondigen. Het is één grote waas. De pen in mijn hand wordt niet gebruikt, want er is zoveel te zien, zoveel weilanden die nog nooit de aandacht hebben gekregen en zoveel stations met onbekende namen.
Ik houd ervan.
Ik zou de hele dag in de trein kunnen zitten, wachten op “het volgende station is…” en kijken welke mensen op zoek waren naar het volgende station. Ik zou luisteren naar het fluitje van de conducteur en de deuren die zichzelf dicht lijken te slaan. Ik zou een boek erbij pakken en ongestoord kunnen lezen, want in een trein is niets anders te doen dan een vorm van ontspannenheid op te zoeken.
Ik ben dan ook lichtelijk teleurgesteld als de reis afgelopen is, ook al zit ik al een tijdje en ziet de buitenwereld er best vrolijk uit. Het is ook niet altijd dat ik geniet van deze reizen. Maar als de coupé leeg is en mijn hoofd vol, is de trein een soort oase. Ga maar, rijd maar door, en door, en door.
In de trein ontdek ik de wereld stukje bij beetje, traag en incompleet, maar dat maakt niet uit. Ik heb genoeg in mijn tas om de dag door te komen en genoeg nieuwsgierigheid om door alles verbaasd te zijn. Er zijn zoveel onopgemerkte details, zelfs op het station, waar de mensen alleen maar links en rechts kijken, links en rechts, naar de trein die aan moet komen. Ik kijk naar boven. Wat een leuk plafond!