Kedeng kedeng

Onderweg.
Het landschap rekt uit tot een soort impressionistisch panorama en de zon schijnt terwijl de radiostemmen het volgende segment aankondigen. Het is één grote waas. De pen in mijn hand wordt niet gebruikt, want er is zoveel te zien, zoveel weilanden die nog nooit de aandacht hebben gekregen en zoveel stations met onbekende namen.

Ik houd ervan.

Ik zou de hele dag in de trein kunnen zitten, wachten op “het volgende station is…” en kijken welke mensen op zoek waren naar het volgende station. Ik zou luisteren naar het fluitje van de conducteur en de deuren die zichzelf dicht lijken te slaan. Ik zou een boek erbij pakken en ongestoord kunnen lezen, want in een trein is niets anders te doen dan een vorm van ontspannenheid op te zoeken.

Ik ben dan ook lichtelijk teleurgesteld als de reis afgelopen is, ook al zit ik al een tijdje en ziet de buitenwereld er best vrolijk uit. Het is ook niet altijd dat ik geniet van deze reizen. Maar als de coupé leeg is en mijn hoofd vol, is de trein een soort oase. Ga maar, rijd maar door, en door, en door.

In de trein ontdek ik de wereld stukje bij beetje, traag en incompleet, maar dat maakt niet uit. Ik heb genoeg in mijn tas om de dag door te komen en genoeg nieuwsgierigheid om door alles verbaasd te zijn. Er zijn zoveel onopgemerkte details, zelfs op het station, waar de mensen alleen maar links en rechts kijken, links en rechts, naar de trein die aan moet komen. Ik kijk naar boven. Wat een leuk plafond!

Bij gebrek aan een betere uitdrukking: FUUUUUUUUUUUCK

Mijn OV-chipkaart en ik hebben altijd al een turbulente relatie gehad. Toen ik het ding net had, liet ik het in mijn broekzak zitten (dat was natuurlijk mijn tweede keuze voor deze blog: ovchipkaartenuitmijnbroekzak) en had ik het in de wasmachine gestopt. Het gevolg was een zeer beschadigde, maar goed werkende kaart.

De afgelopen jaren is de bovenste laag elke keer een klein beetje meer afgebladderd en zijn er scheurtjes in gekomen, waardoor mijn gezicht er heel gek uitzag. Maar het ding werkte altijd prima en ik had een leuk verhaal wanneer de treinconducteur weer gek keek naar mijn OV.

Maar deze week was het eindelijk zover. Ik zat in de bus en moest opstaan voor iemand die eruit moest. Ik had mijn OV-kaart in mijn hand, net als mijn tas. De band van mijn tas ging over mijn OV en door de druk brak de kaart doormidden. Mijn letterlijke gedachte: FUUUUUUUUUUUUUUCK.

En toen moest ik een nieuwe aanvragen. En toen bedacht ik me dat ik de volgende dag naar Amsterdam moest en zelf daarvoor moest betalen. En toen realiseerde ik me dat ik elke week wel een keer de bus moest nemen. En toen was ik niet zo blij, laten we het daarbij laten.

Hier is het leuke gedeelte: ik krijg een nieuwe kaart. Een prachtige, rechte, glanzende en perfecte nieuwe kaart. En daar kijk ik naar uit. Ik wist wel dat ik op een dag mijn OV zou slopen. Het zat er gewoon in, niet alleen omdat het ding al grotendeels beschadigd was, maar gewoon omdat ik niet om kan gaan met pasjes. Het is een wonder dat mijn pinpas nog intact is. Nu krijg ik gewoon een mooie pas die ik heel goed ga verzorgen.

Tot ik het in de gracht laat vallen of zoiets. Dat is volgens mij het enige wat er nog niet mee was gebeurd. Ergens ben ik trots dat mijn OV het zo lang heeft volgehouden. Hij hield vast heel veel van me.

Hoe gedraag je je in de stiltecoupé?

Het vraagstuk van Nederlander uit de eenentwintigste eeuw. Is het: waar moet ik mijn twee auto’s parkeren? Is het: hoe kan ik het laten lijken alsof ik luister naar mijn partner terwijl ik eigenlijk Angry Birds aan het spelen ben? Of is het misschien: wat is de beste manier om mijn familie te vertellen dat ik een PVV’er ben? Nee, het is geen van allen. De vraag die ons midden in de nacht bezighoudt, die ons plaagt wanneer we even rust nodig hebben en die de reden is dat ons kabinet nog werk heeft: hoe kun je je goed gedragen in een stiltecoupé? Ik ga hierbij helpen.

Dit lijkt een heel simpele tip, maar het is moeilijker dan je denkt. Als ik je één ding mag aanraden: ga niet in de stiltecoupé zitten als je verkouden bent. Het constante niezen en het ophalen van je neus kan ervoor zorgen dat je medereizigers zich tegen jou spannen en je nog voor jouw eindbestemming op een gruwelijke, doch stille, wijze afmaken. Nog een tip: kijk geen medereizigers aan. Ze kunnen het interpreteren als een geluid.

Net als alle andere mensen in de stiltecoupé moet je erop voorbereid zijn dat andere reizigers gaan praten. Je kunt er immers niet op vertrouwen dat er alleen maar fatsoenlijke en nette burgers zoals jij mee zullen reizen. Probeer daarom te oefenen op je blik van totale afkeuring en minachting. Dat zal ze wel afschrikken.

Het zijn die onbeschofte schavuiten die met hun ongemanierde gedrag onrust stoken in de coupé, maar misschien hebben ze wel een punt. Hé, ze hebben immers ook het comazuipen geïntroduceerd, dus misschien is dit ook wel leuk! Maak er een spelletje van: hoe snel kun je je medereizigers irriteren? Tien punten als ze je boos aankijken, twintig als ze erbij zuchten en vijftig punten als ze iets van je lawaai zeggen. Bij de honderd punten mag je je overwinning vieren door je megafoon erbij te pakken en een liedje te zingen. Let the games begin!

Dit waren mijn tips. Hopelijk volgen jullie er geen enkele op en zorgen jullie ervoor dat je een normaal mens bent dat niet panisch wordt van het label ‘stiltecoupé’. Ik hoop in ieder geval ooit zo te worden.

Daag me uit: Monopoly deel 3

Een tijdje geleden vroeg ik jullie hier om uitdagingen. Gek, vreemd, grappig, leuk, het maakte allemaal niet uit. Zo gaf Desi mij de opdracht om de straten van het Monopoly-spel op te zoeken. Om alle straten in één keer op te zoeken, bleek na een korte blik op het bordspel al onmogelijk, dus deze uitdaging komt in verschillende delen. Nu deel 3: Groningen.

Groningen is ver. Heel erg ver, zeker als je ook nog eens een trein neemt die vaker dan normaal stopt. Gelukkig werden Marcella en ik tijdens onze reis voor een groot deel vergezeld door een aardige jongen die koffie en eten verkocht (en die ons voor gek verklaarde dat we de straten van het Monopoly-spel bezochten). Na meer dan twee uur in de trein en heel wat Mariakoekjes later kwamen we aan in Grunn.

Ik was nog nooit in Groningen geweest, dus ik was blij verrast om te zien dat het weer een leuke stad was. Ik voelde me wel weer een gekke toerist toen ik foto’s maakte van de straatnaambordjes, maar het is een nobele taak die ik graag vervul.

Gelukkig waren de straten vrij makkelijk te vinden en hadden we nog tijd om lekker winkels te kijken en in een antiekwinkel een oude ansichtkaart van Groningen te kopen (de plannen voor de ansichtkaarten zijn gewijzigd, daar horen jullie na het Monopoly-avontuur meer van). Een antiekwinkel waar we overigens Elin tegen het lijf liepen, iemand die we nog nooit in werkelijkheid hebben ontmoet, maar die ons wel herkende. Mijn eerste gedachte: zit ik in een of andere Inception-film? Tweede gedachte: ben ik beroemd? Allebei niet waar (denk ik?), maar het was wel heel leuk.

Als bonus geef ik jullie nog een laatste straat mee, niet een die te vinden is op een bordspel, maar waarvan ik vind dat het eigenlijk wel zou moeten: het Tingtangstraatje.

In beeld: treinen

Zoals ik al eens eerder heb gezegd, ik houd van treinen. Ik houd ervan om mijn medereizigers te observeren en te raden waar ze heen gaan of waar ze op dat moment aan denken. Ik houd ervan uit het raam te kijken en het landschap aan me voorbij te zien trekken. Ik houd van de Jongens met Harde Muziek, de Meisjes met Starbucks en de Rare Mannen die Ruiken. Ik houd van de stiltecoupé, zeker wanneer iedereen zich aan de letterlijk stilzwijgende afspraak houdt. Ik houd ervan de treinen van een afstandje te zien rijden. Bovenal houd ik ervan uit de trein te stappen en aan te komen op mijn bestemming; het is namelijk altijd een plek waar ik om een of andere reden om geef. De trein brengt me thuis of op zijn minst naar vrienden, die eigenlijk ook thuis betekenen.

Potentiële vrienden

Het is een ongeschreven regel dat je als blogger en als inwoner van een westers land behoort te klagen over het openbaar vervoer. Dat is geen hele opgave. Het is enorm makkelijk om het te hebben over vertragingen, volle bussen en mensen die hun tas op de stoel naast hen laten liggen, ook al is er geen plek meer om te zitten, om dan nog te zwijgen over harde muziek, onbeleefde chauffeurs en conducteurs en het gedoe met de ov-chipkaart.
Maar het openbaar vervoer heeft ook iets romantisch. Je komt in een afgesloten ruimte terecht met mensen die je nog nooit hebt gezien en die je,wanneer je uitstapt bij de volgende halte of het volgende station, waarschijnlijk ook nooit meer zult zien. Elke reis met het ov is een (zeer ongemakkelijke en frustrerende) kleine ontmoeting met potentiële vrienden.
Daarnaast hou ik van de uitzichten. Ook al reis ik vaste routes en weet ik al wat er gaat komen, toch kan ik elke keer iets nieuws ontdekken in gebouwen, weilanden of de mensen die ik op straat zie lopen. Ik zwaai wel eens naar kleine kinderen. Of ik staar ongegeneerd naar mensen in auto’s om te kijken hoe snel ze zich ongemakkelijk gaan voelen.
Nu ik het heb over mensen die zich ongemakkelijk voelen, hier is een leuk experiment. Ga in de trein in de stiltecoupé zitten, het liefst in de buurt van iemand die eruit ziet alsof hij of zij daar ook echt gekomen is voor de stilte. Iemand die een boek leest dus, of aan het werk is op een laptop. Hou diegene in de gaten wanneer iemand gaat bellen. Het is fantastisch. Die frustratie, teleurstelling met een sausje van moordneigingen. Dat zijn de momenten waarop ik werkelijk kan zeggen: ik houd van het openbaar vervoer.