Stoptreinen en moordneigingen

Normaal gesproken ben ik enorm punctueel. Ik ben soms zelfs zo bezig met op tijd komen, dat ik regelmatig een half uur te vroeg ergens sta te wachten terwijl ik doe alsof ik met mijn telefoon bezig ben. Maar soms gaat het, door mijn internetverslaving, chaotische hoofd of mijn gebrek aan klokkijk skills, behoorlijk mis. En dan vallen er slachtoffers.

Het slachtoffer van een aantal maanden geleden en meteen het meest verschrikkelijke geval van hoe fout het kan gaan, was Elise. Ik zou haar voor het allereerst ontmoeten en hoopte een beetje een goede eerste indruk maken. Nu weet ik niet precies meer hoe het is gekomen (waarschijnlijk heb ik het trauma uit mijn hoofd gefilterd, maar ik ben er zeker van dat Elise me er meteen aan zou kunnen herinneren), maar uiteindelijk gebeurde het dat ik heel, heel erg te laat was.

Je weet hoe het gaat. Als je een dominosteen omgooit, valt de hele zooi erachter ook om. En zo gebeurt het precies met ongelukjes en fouten. Niet alleen vertrok ik te laat, ik stapte ook nog eens in een stoptrein. Ik zou een heel naslagwerk kunnen schrijven over hoe verschrikkelijk stoptreinen zijn, maar laten we het erop houden dat ik uiteindelijk ongeveer anderhalf uur te laat was.

Ik heb al heel vaak sorry gezegd tegen Elise, dus dat laat ik nu achterwege. Wat ik wel wil zeggen, is dat ze desondanks een heel goed interview had gegeven voor mijn scriptie en dat ik heel blij was dat ze geen vergif in mijn glas water had gestopt. Ze heeft haar moordneigingen goed in toom gehouden waar ieder normaal mens er allang aan toegegeven zou hebben. Dat is wat ik noem klasse!

Hoe gedraag je je in de stiltecoupé?

Het vraagstuk van Nederlander uit de eenentwintigste eeuw. Is het: waar moet ik mijn twee auto’s parkeren? Is het: hoe kan ik het laten lijken alsof ik luister naar mijn partner terwijl ik eigenlijk Angry Birds aan het spelen ben? Of is het misschien: wat is de beste manier om mijn familie te vertellen dat ik een PVV’er ben? Nee, het is geen van allen. De vraag die ons midden in de nacht bezighoudt, die ons plaagt wanneer we even rust nodig hebben en die de reden is dat ons kabinet nog werk heeft: hoe kun je je goed gedragen in een stiltecoupé? Ik ga hierbij helpen.

Dit lijkt een heel simpele tip, maar het is moeilijker dan je denkt. Als ik je één ding mag aanraden: ga niet in de stiltecoupé zitten als je verkouden bent. Het constante niezen en het ophalen van je neus kan ervoor zorgen dat je medereizigers zich tegen jou spannen en je nog voor jouw eindbestemming op een gruwelijke, doch stille, wijze afmaken. Nog een tip: kijk geen medereizigers aan. Ze kunnen het interpreteren als een geluid.

Net als alle andere mensen in de stiltecoupé moet je erop voorbereid zijn dat andere reizigers gaan praten. Je kunt er immers niet op vertrouwen dat er alleen maar fatsoenlijke en nette burgers zoals jij mee zullen reizen. Probeer daarom te oefenen op je blik van totale afkeuring en minachting. Dat zal ze wel afschrikken.

Het zijn die onbeschofte schavuiten die met hun ongemanierde gedrag onrust stoken in de coupé, maar misschien hebben ze wel een punt. Hé, ze hebben immers ook het comazuipen geïntroduceerd, dus misschien is dit ook wel leuk! Maak er een spelletje van: hoe snel kun je je medereizigers irriteren? Tien punten als ze je boos aankijken, twintig als ze erbij zuchten en vijftig punten als ze iets van je lawaai zeggen. Bij de honderd punten mag je je overwinning vieren door je megafoon erbij te pakken en een liedje te zingen. Let the games begin!

Dit waren mijn tips. Hopelijk volgen jullie er geen enkele op en zorgen jullie ervoor dat je een normaal mens bent dat niet panisch wordt van het label ‘stiltecoupé’. Ik hoop in ieder geval ooit zo te worden.

De innerlijke dialoog

Ik ben niet het soort persoon dat in zichzelf loopt te praten en daar ben ik blij om, want mijn innerlijke dialogen zijn al raar zat.

Bewijsstuk A: Ik in het openbaar vervoer.
Laten er alsjeblieft geen mensen bij de volgende halte staan, dan rijdt de bus gewoon door en dan ben ik op tijd, alsjeblieft alsjeblieft.
Weet je, als je zo denkt, stopt de bus waarschijnlijk wel en dan is het allemaal rotter.
Ja natuurlijk, de bus stopt omdat ik denk aan dat de bus stopt? Kom op zeg.
Ha, zie je wel! De bus stopt. Ik zei het toch?
Dus al die mensen hebben op een of andere manier gehoord dat ik hoopte dat de bus niet zou stoppen en gingen daarom snel allemaal bij de halte staan, simpelweg om te laten zien dat als ik hoop dat er iets niet gebeurt, dat het dan juist wel gebeurt?

Dat dacht ik al.

Bewijsstuk B: Ik in de winkel.
Dit is een leuk shirt!
Dat staat je niet.
Waarom niet? Dat klinkt heel onzeker en ik wil geen onzeker persoon zijn. Hier, ik ga het gewoon passen.
Doe het niet. Je weet dat je dan gaat zeuren over die paaseieren die je laatst hebt gegeten.
Ik ben veranderd, nu doe ik dat soort dingen niet meer. Oké, ik trek het nu aan.
En?
Oh mijn God. Wat is dit?
Nou?
Ik geloof niet dat dit ooit iemand zou staan.
Het staat alle modellen en dat ene meisje dat je net in de winkel zag staan.
Ik had die paaseieren niet moeten eten.
Dat zei ik je toch al? Je lijkt zelf net een paasei.
Haha, dat was grappig! Waarom kijkt het winkelmeisje me zo raar aan?
Ik was aan het lachen. Oké, trek snel uit, voordat je weer plannen gaat maken om nooit meer…
Ik eet nooit meer snoep.
Ik vraag me af hoeveel uur je het dit keer volhoudt.

Trek je eigen conclusies maar. Ik neem aan dat ik een goed studie-object zou zijn voor de psychologie.

Mission Impossible

Ik kom aan op het busstation op Utrecht Centraal. Ik kan mijn bus al van een afstandje zien. De deur staat open, mensen beginnen net in te stappen. Ik moet rennen, anders red ik het niet. Hier begint het deuntje van Mission Impossible te spelen in mijn hoofd.
Ik zet het op een sprint. De twee zware boodschappentassen houden me meteen al tegen. Ik ben veel te slap om boodschappen te doen, mijn armspieren doen al pijn bij het idee aan gewicht. Maar ik moet doorzetten. Wanneer ik eindelijk op gang kom, komt er net een stelletje voor mijn neus lopen. Ze houden heel schattig elkaars handen vast en de jongen geeft een kusje aan het meisje. Nadat ik de suikerspinbrigade heb aanschouwd, maak ik een rare bocht om hen heen, rol met mijn ogen en zucht (deels jaloezie, deels bitterheid) en ren ik verder.
De deuren van de bus slaan dicht, maar ik weet dat ik nog tijd heb. Op dit moment hangen al mijn tassen aan mijn polsen en adem ik als een astmatische vis op het droge. Ik baal dat het meest atletische wat ik gedaan heb de afgelopen week was dat ik me omdraaide in bed.
Ik ben nog twee meter van de bus verwijderd, maar de bus heeft lak aan mijn olympische sprint en rijdt weg. Ik gooi mijn tassen op de grond. Het deuntje van Mission Impossible is al lang verdwenen, net als de kracht in mijn benen. Een kwartier wachten had nog nooit zo pesterig geleken.

In beeld: treinen

Zoals ik al eens eerder heb gezegd, ik houd van treinen. Ik houd ervan om mijn medereizigers te observeren en te raden waar ze heen gaan of waar ze op dat moment aan denken. Ik houd ervan uit het raam te kijken en het landschap aan me voorbij te zien trekken. Ik houd van de Jongens met Harde Muziek, de Meisjes met Starbucks en de Rare Mannen die Ruiken. Ik houd van de stiltecoupé, zeker wanneer iedereen zich aan de letterlijk stilzwijgende afspraak houdt. Ik houd ervan de treinen van een afstandje te zien rijden. Bovenal houd ik ervan uit de trein te stappen en aan te komen op mijn bestemming; het is namelijk altijd een plek waar ik om een of andere reden om geef. De trein brengt me thuis of op zijn minst naar vrienden, die eigenlijk ook thuis betekenen.

Potentiële vrienden

Het is een ongeschreven regel dat je als blogger en als inwoner van een westers land behoort te klagen over het openbaar vervoer. Dat is geen hele opgave. Het is enorm makkelijk om het te hebben over vertragingen, volle bussen en mensen die hun tas op de stoel naast hen laten liggen, ook al is er geen plek meer om te zitten, om dan nog te zwijgen over harde muziek, onbeleefde chauffeurs en conducteurs en het gedoe met de ov-chipkaart.
Maar het openbaar vervoer heeft ook iets romantisch. Je komt in een afgesloten ruimte terecht met mensen die je nog nooit hebt gezien en die je,wanneer je uitstapt bij de volgende halte of het volgende station, waarschijnlijk ook nooit meer zult zien. Elke reis met het ov is een (zeer ongemakkelijke en frustrerende) kleine ontmoeting met potentiële vrienden.
Daarnaast hou ik van de uitzichten. Ook al reis ik vaste routes en weet ik al wat er gaat komen, toch kan ik elke keer iets nieuws ontdekken in gebouwen, weilanden of de mensen die ik op straat zie lopen. Ik zwaai wel eens naar kleine kinderen. Of ik staar ongegeneerd naar mensen in auto’s om te kijken hoe snel ze zich ongemakkelijk gaan voelen.
Nu ik het heb over mensen die zich ongemakkelijk voelen, hier is een leuk experiment. Ga in de trein in de stiltecoupé zitten, het liefst in de buurt van iemand die eruit ziet alsof hij of zij daar ook echt gekomen is voor de stilte. Iemand die een boek leest dus, of aan het werk is op een laptop. Hou diegene in de gaten wanneer iemand gaat bellen. Het is fantastisch. Die frustratie, teleurstelling met een sausje van moordneigingen. Dat zijn de momenten waarop ik werkelijk kan zeggen: ik houd van het openbaar vervoer.